
Heldin - deel 2
Dit is deel twee van een drieluik in het kader van de Wereld Suïcide Preventie Week. Dit verhaal bevat zware onderwerpen waaronder suïcide, zelfbeschadiging, trauma en middelengebruik. Als je dat nog niet gedaan hebt, lees eerst deel één.
Eerder op de dag van de rechtszitting, als ik aankom bij de kliniek, praat de psychiater me bij. Hij wist dat ik vragen had gesteld over de overplaatsing en legt me uit dat deze in overleg is gegaan. Ze had zelf ook aangegeven het moeilijk te vinden om iemand vanuit haar jeugd in de buurt te hebben. Normaal gesproken zou dan de hulpverlener tijdelijk ergens anders gaan werken, maar omdat dit een arts in opleiding is, kan die niet zomaar ergens anders heen. Vandaag heeft ze aangegeven niet over te willen, maar gisteren stond ze erachter en nu is het al ingepland.
Ik loop met een verpleegkundige mee naar haar kamer. De deur zit op slot. De verpleegkundige klopt en doet open. In een grote, kale kamer met hoge, witte muren staat een spookje in pyjama. Ze wankelt een beetje en kijkt me net niet helemaal in m’n ogen aan. Ik spreid mijn armen iets. Ze schudt haast onmerkbaar haar hoofd. We hebben de afspraak gemaakt dat ik standaard een knuffel aanbied, welke ze afhankelijk van hoe ze zich voelt kan aannemen of afslaan. Als ik vraag hoe het gaat, gaan er twee duimpjes omhoog. ‘Perfect.’ Het is een vast ritueel geworden aan het begin van elk gesprek: een vleugje cynische humor om het scherpe randje eraf te halen. Ik stel wat vragen, maar er komt weinig verstaanbaars uit. Na tien minuten worden we gehaald voor de zitting. Ze schuifelt met kleine stapjes door de gang, met één hand aan de muur. De advocaat en twee verpleegkundigen lopen vooruit, ik blijf naast haar lopen. We komen daarom als laatste de ruimte van de zitting binnen. Er zitten nog zeven andere mensen. Een rechter, een griffier, een advocaat, een psychiater, twee verpleegkundigen, iemand die ik niet kan plaatsen, en zij en ik. Ze zit tussen mij en haar advocaat in. Het is niet haar advocaat, want ze zien elkaar vandaag voor het eerst. De rechter heet iedereen welkom en kijkt dan als eerste naar mij. “Mag ik vragen wie u bent?”, vraagt ze vriendelijk.
Ik ben nog te geladen om alle sporen van opstandigheid te verbergen. “Ik ben Paul”, zeg ik even vriendelijk terug.
En uw betrokkenheid in deze casus?”
“Ik ben het enige vertrouwde gezicht in deze ruimte.” Rustig Paul… hoor ik de stem van de redelijkheid galmen in mijn hoofd. “En ik ben betrokken vanuit verslavingszorg en maatschappelijk herstel”, vul ik aan.
De rechter legt uit welke vraag er vandaag behandeld wordt: moet de crisismaatregel verlengd worden of niet? “We zitten hier omdat het niet zo goed gaat met jou hè?” De rechter stelt haar wat vragen maar ze geeft zó kort en zacht antwoord dat deze haar niet verstaat. Na een aantal ‘ja’s, nee’s en weet-ik-niet’s’ (door mij verstaanbaar herhaald), besluit de rechter haar met rust te laten. “Ik ga nu wat vragen stellen aan de psychiater, goed?” De psychiater legt uit dat er sprake is van een voornamelijk dissociatief beeld met zelfbeschadiging en acute suïcidaliteit. De rechter vraagt om uitleg van ‘dissociatief’.
“Dat je zo wordt overspoeld met nare herinneringen dat je het contact met de werkelijkheid verliest”, legt de psychiater uit. Tot mijn opluchting vraagt de rechter niet door over welke nare herinneringen dat dan zijn. Snel erna wordt duidelijk dat de machtiging verlengd wordt. De rest van de zitting gaat over welke ingrepen daar wel of niet in meegenomen worden. ‘Insluiting’, ‘beperking’, ‘oplegging’ en nog wat andere termen die zowel voor mij als vermoedelijk voor haar wat vaag klinken. De advocaat komt in actie wanneer er een zwaardere maatregel wordt toegekend, waardoor een eerder benoemde, lichtere maatregel in essentie overbodig wordt. De lichtere wordt geschrapt. Tenslotte vraagt de rechter aan mij of ik hier ben om vragen te beantwoorden. ‘Ja, dat kan, als u die heeft richting mij, maar het hoeft niet. Ik ben hier voor haar.’ De crisismachtiging wordt met drie weken verlengd.
Als we terug schuifelen naar haar kamer, en vervolgens naar het rookhok voor een sigaretje, heb ik even tijd om te reflecteren. Ik schiet vol. Ik sta achter de machtiging. Hoe verschrikkelijk ook. Als ze nu haar gang zou kunnen gaan en niet wordt tegengehouden, zal ze vermoedelijk opnieuw proberen zelfmoord te plegen. We hebben het er vaak over gehad in de twee jaar dat ik haar ken. Ik snap de neiging. En afgaand op het leven dat ze tot nu toe heeft gehad, kun je makkelijk concluderen dat de dood minder erg is. Maar ik geloof in haar toekomst. Ik geloof in haar herstel. Bij het aanvragen van euthanasie wordt gekeken of het lijden ondragelijk is, en of het uitzichtloos is. Ondragelijk is het zeker. Maar niet uitzichtloos. Ze is 19 jaar en ze heeft nog zoveel mogelijkheden. Er is veel behandeling geweest maar ze is nog lang niet uitbehandeld. En ze heeft een gun-factor. Mensen, vrienden en hulpverleners, zetten een stapje extra en leven op in het contact met haar. Ik zie dat ze geliefd is. Ze is slim, lief, grappig, empathisch en zo godsgruwelijk dapper. Ze is het dapperste mens dat ik ooit ben tegengekomen, besef ik terwijl ik kippenvel op mijn armen voel.
Even later zegt ze, als ze een sigaret heeft opgestoken: “Waarom mag ik niet gewoon doodgaan?” Ik besluit dat tegengas of optimisme nu geen zin heeft.
“Snap ik, super klote meis... ik kan me voorstellen dat het dan heel machteloos voelt. Was je er zo klaar mee? De eeuwige strijd?”
“Ja.”
“Snap ik. Maar luister goed lieverd: je bent het dapperste mens dat ik ooit ben tegengekomen”, zeg ik. “Ik ben zo trots op je, ook nu. Ik heb zo veel respect voor hoe je het allemaal doet, hoe je blijft knokken om er bovenop te komen. En dat je dat niet altijd volhoudt en soms wil dat het gewoon stopt, begrijp ik heel goed.” Ik laat methodisch handelen los en voel dat ik nu recht uit mijn hart spreek. “Je bent zo’n vechter, zo’n heldhaftige vrouw. En wat er ook gebeurt, ik zal je altijd blijven bewonderen. Of je nou 90 jaar oud wordt, of de 20 niet haalt, ik blijf trots op je. Ik geloof in je. Ik ben ervan overtuigd dat als je het volhoudt, je van het leven gaat leren genieten. Ik heb gezien dat je het kan. En ik snap dat het nu niet voelt alsof er ooit nog iets komt wat het leven de moeite waard maakt. Maar, en ik zet ons gezamenlijke mantra in: “Als je het niet voelt,”
“Weet het dan maar”, zegt ze zacht.
“En als je het niet weet,”
“Neem het dan maar van Paul aan”, maakt ze af met een schaduw van een lach.
We lopen terug naar haar kamer, zitten nog even op de grond samen en kijken nog wat grappige filmpjes uit mijn ‘meme-collectie’. Het is ondertussen half vier. De ambulance komt altijd later want ongeplande ritten gaan altijd voor geplande. Het liefst zou ik haar zelf brengen, met mijn auto. Maar ik weet dat dit niet zal mogen. Te risicovol, zullen de dokters en managers zeggen. Omdat ik niet weet hoelang het nog duurt, omdat ik nu niet meer zoveel kan doen, en omdat er nog een hoop andere brandjes te blussen zijn, besluit ik te gaan. “Ik ga je elke dag even bellen goed? En ik kom volgende week sowieso langs. Mag ik je een schouderklopje geven?” Knik. Ik leg m’n hand op haar schouder en geef een zacht knijpje. “Hou vol meissie. Je bent een fucking heldin.”
Zaterdag en zondag bel ik naar de kliniek. Zaterdag heeft ze een veter uit haar schoen gehaald en dreigde zichzelf ermee te verstikken. De verpleegkundigen daar hebben haar, door lang bij haar te blijven en op haar in te praten, weten te overhalen om de veter af te geven en zelf medicatie in te nemen. ‘Ingrijpen’ hoefde daardoor niet. Maandag bel ik drie keer kort met haar. “Moet ik nog kijken of ik Tanja of Simone kan meevragen?” “Nee, kom maar alleen.” Ik besluit toch Simone te bellen. Of ze Patrick Zeester kan klaarleggen, zodat ik die kan meenemen als ik bij haar op bezoek ga.
Patrick Zeester, klaargelegd door Simone
Dit was deel twee van dit drieluik, aan het eind van de week volgt deel drie. Mocht je door dit verhaal geraakt of van streek zijn en je wilt hulp, er zijn via 113 Zelfmoordpreventie verschillende mogelijkheden om steun te krijgen. o.a. kun je bellen met 0800-0113.

Preventie en voorlichting
