
Heldin - deel 1
Dit is deel één van een drieluik in het kader van de Wereld Suïcide Preventie Week. Dit verhaal bevat zware onderwerpen waaronder suïcide, zelfbeschadiging, trauma en middelengebruik. Het betreft waargebeurde gebeurtenissen waarbij ik als hulpverlener betrokken was.
Het is geenszins mijn bedoeling om welke hulpverlener of instantie dan ook te bekritiseren of in een kwaad daglicht te stellen. Het is mijn stellige overtuiging dat iedereen die betrokken is bij deze casus, binnen de eigen rol en mogelijkheden, zorgvuldig en naar eer en geweten gehandeld heeft.
Het meisje om wie het gaat staat achter deze publicatie. Ze heeft het verhaal ingezien en ik heb op haar verzoek enkele dingen weggehaald. Namen zijn gefingeerd. Mensen die nauw met mij samenwerken herkennen wellicht de casus die ik hier beschrijf. Voor hen, en voor alle anderen, geldt: ga voorzichtig en respectvol om met dit verhaal.
“Welke dag is het vandaag?”, vraagt ze versuft, terwijl ze ineengedoken op de grond van de ICU (intensive care unit) zit. Ik ben naast haar gaan zitten. Het is de tweede keer dat ze het vraagt in dertig minuten. “Vrijdag”, zeg ik.
“Wat zijn we aan het doen?”
“We zijn aan het wachten op de ambulance. Je wordt zo opgehaald en naar een andere kliniek gebracht.” We komen net terug van een rechtszitting waarin is besloten haar langer op te sluiten. Drie dagen geleden heeft ze, onder invloed van een grote hoeveelheid drank, een zelfmoordpoging gedaan. Ze is gevonden in haar auto, onder het bloed. Ze is met spoed naar het ziekenhuis gebracht. Als ze een half uur later zou zijn gevonden, was de poging geslaagd.
“Ik heb 34 hechtingen”, zegt ze flauwtjes.
“Wow, heb je er eerder zoveel gehad?”, vraag ik.
“Nee.”
“Dan is het een record! Volgende keer gaan we voor de veertig”, zeg ik met een glimlach. Ik heb geleerd dat het haar (en mij) helpt om, juist op deze donkerste momenten, grapjes te maken. We houden allebei van galgenhumor. Ik zie een hele kleine, maar onmiskenbare glimlach over haar gezicht gaan. “Is het één pols, of allebei?”
“Eentje.” Ze houdt een wit, slap, in verband gewikkeld armpje omhoog.
“Hoe heb je het gedaan?”
“Met een scheermes.”
“In één keer, of heb je vaker gesneden?”
“Een paar keer”
“En heb je pezen geraakt?”
“Weet ik niet, maar in het ziekenhuis zeiden ze dat ze m’n bot konden zien.”
Drie dagen eerder, om elf uur s ’avonds, had ik een appje gekregen: Ik kan t jet met
Ik stuur terug: hey, alles oké? En dan, als ik niks terugkrijg: Ik lees hierin een ‘ik kan het niet meer’ maar dan snel getypt. Ik ga nu tukken, maar ik ga je morgen als ik wakker word appen. Hou vol, pak je Patrick knuffel en probeer het uit te zitten. You got this. Morgen gaat de shit-show weer verder. Ik zie je langzaam van overleven naar verbinding gaan. Het zijn ministapjes maar ik zie ze 100%
De knuffel van Patrick Zeester gaf ik haar maanden eerder tijdens de afsluitceremonie van een intensieve behandeling voor verslaving en trauma’s. Patrick staat symbool voor minder nadenken, meer lol en vrolijke flauwekul in het leven, heb ik haar uitgelegd. “Luister naar de Patrick in jou.”
De volgende ochtend app ik: Hey, hoe issie?
Amazing… krijg ik terug, met een foto vanuit een ziekenhuis bed.
Ik: Ziekenhuis?
Zij: Ja, maar ik ga er zo wel weer vandoor hoor, ik wil weg.
Ik: Wie is allemaal op de hoogte?
Zij: Tanja, Simone en Bas want Tanja had hun gebeld. Ik kan later bellen of morgen, wordt zo naar een kliniek gebracht.
Ik: Is goed, hou je taai meissie. Ik kom snel naar je toe, met Patrick.
En dag later bel ik rond om erachter te komen waar ze zit. Ik bel de vrienden waar ze verbleef om hulp aan te bieden en meer informatie te krijgen, en uiteindelijk krijg ik ook de juiste kliniek te pakken.
“Nu bellen met haar lukt niet denk ik”, zegt de verpleegkundige. “We hebben haar zojuist ingrijpmedicatie moeten geven.”
‘Ingrijpmedicatie’ is hulpverlenerstaal voor een proces waarbij iemand gedwongen medicatie krijgt en wanneer dit niet vrijwillig gaat, door meerdere mensen in de houdgreep wordt genomen en een injectie krijgt toegediend. Als ik om meer informatie vraag wordt er getwijfeld. Ze kennen mij niet en willen weten hoe ik betrokken ben. Ik leg het uit maar ze willen toestemming van haar voordat ze mij kunnen informeren. Ik bel daarna met haar ambulante begeleider. Die is op de hoogte van de situatie maar weet niet hoelang ze daar blijft, wie nu de regie heeft, of wat het plan is.
“Laten we er kort op zitten”, stel ik voor.
“Nou, ik krijg binnenkort wel terugkoppeling hoor. Als er een zorgplanbespreking is, dan komt de uitnodiging vanzelf.”
“Fijn dat je dat vertrouwen hebt”, zeg ik, “maar mijn ervaring in dit soort situaties is anders.” Ik laat het voor de rest van de dag, maar neem me voor om de volgende ochtend direct weer navraag te doen. Ik bel nog een keer naar de kliniek om mijn gegevens achter te laten met de boodschap dat ik bereikbaar ben als ze me wil spreken, maakt niet uit hoe laat.
De ochtend daarna bel ik opnieuw naar de kliniek. Ik krijg haar aan de telefoon. “Hey lieverd, hoe issie?” Ik hoor een zacht, versuft piepje terug. “Trok je het niet meer? Ik ga proberen om snel bij je langs te komen. Kan ik iets voor je doen? Moet ik iets meenemen of mensen inlichten?” Ik probeer zo nuttig mogelijk te zijn en haar tegelijkertijd wat moed in te praten, maar ik hoor bijna niks terug.
“Volgens mij ben ik gek aan het worden”, fluistert ze uiteindelijk. Ik vraag of ze wil doorgeven dat de kliniek informatie met mij mag delen. “Oké”, hoor ik amper verstaanbaar terug. Later die dag bel ik de kliniek opnieuw voor een update. De verpleging gaat checken of er al toestemming is voor het delen van informatie. Voor zover in de rapportage te zien niet, maar dan besluit de verpleegkundige om haar boekje te buiten te gaan: “Oké, ik ga er nu even vanuit dat ik je kan vertrouwen”, zegt ze. Godzijdank.
Ze vertelt me dat er eergister een crisismachtiging is uitgesproken. Ze is vanuit het ziekenhuis naar een gesloten kliniek gebracht wegens acute suïcidaliteit. De crisismaatregel moet na 72 uur door de rechter verlengd worden. Er is vanmiddag een zitting op de afdeling. Daarna moet ze naar een andere kliniek: een medewerker op de locatie waar ze nu zit kent haar van vroeger, en dat is niet wenselijk. “Hoe laat is dat?” De zitting is om 14:00 uur, de overplaatsing volgt om 15.00 uur. Ik kijk op de klok. Het is 13:15 uur. Ik hang op en kijk naar mijn collega, Ingrid. We hebben aan één blik genoeg. “Ga maar.”
“Zeker weten?”
“Zeker, wij redden het hier.”
Als ik m’n jas aantrek en naar buiten loop, komt de stagiaire, Nathalie, naar me toe. Ze is ervaringsdeskundige en kent deze situatie beter dan je iemand ooit zou toewensen. “Moet je wel alleen gaan Paul? Als ze in de iso (isolatieruimte) zit kan ze geen bezoek krijgen.” Ze leest de spanning van mijn gezicht. “Je moet daar geen stennis gaan trappen.”
Geen bezoek? Dat mogen ze proberen! Denk ik, maar ik zeg: “Komt goed, ik zal constructief blijven.”
In de auto bel ik de ambulant begeleider. “Ja ik hoorde het ook vanmorgen pas, en ik had een volle agenda.”
“Is er straks iemand bij haar die ze kent? Die ze vertrouwt?”, vraag ik.
“De psychiater en haar advocaat.”
Nee dus. “Dit is dus wat ik gister bedoelde hè, met er kort op zitten en me op de hoogte houden”, zeg ik zonder erg mijn best te doen om geen irritatie te laten doorklinken.
Twee uur later in de ICU kijken we samen naar Buurman & Buurman. ‘Memes’ van Buurman & Buurman vindt ze leuk. Het komt allemaal maar deels binnen. Ze heeft een flesje AA-drink in haar hand en ik moedig haar aan om af en toe een slokje te nemen. “Hoe ging de rechtszitting?”, vraagt ze.
“Ging wel goed”, zeg ik. “De crisismaatregel is verlengd en ik heb een beetje voor je vertaald, want niemand kon je verstaan. Maar verder was het niet zo boeiend.”
Met een minuscuul lachje zegt ze: “Ze hebben helemaal niks gezegd over mijn Hello Kitty-pyjama.”
“Nee klopt! Vond ik ook al raar. Jij zit daar de show te stelen met je prachtige outfit, en niemand zegt er iets van! Ik vind je sokken ook erg mooi.”
“Wat zijn we ook alweer aan het doen?”
“Aan het wachten op de ambulance.”
In de ICU
Later deze week volgen deel twee en drie van dit drieluik.
Mocht je door dit verhaal geraakt of van streek zijn en je wilt hulp, er zijn via 113 Zelfmoordpreventie verschillende mogelijkheden om steun te krijgen. o.a. kun je bellen met 0800-0113.

Preventie en voorlichting
